Waarom fotografen teruggrijpen naar analoge fotografie
Digitale foto’s maak je snel, makkelijk en zoveel als je wilt. Toch kiezen steeds meer beginnende fotografen ervoor om met ouderwetse filmrolletjes te werken. Waarom eigenlijk? In dit artikel ontdek je de charme van analoge fotografie, wat je ervan leert én hoe je er zelf mee kunt beginnen.
Waarom terug naar analoog?
Bij analoge fotografie werk je met filmrolletjes in plaats van een geheugenkaartje. Je ziet het resultaat niet meteen en je hebt maar een beperkt aantal foto's. Dat klinkt misschien ouderwets, maar juist die beperking helpt je beter leren kijken.
Je denkt beter na over je onderwerp, je compositie (hoe je het beeld opbouwt) en het moment waarop je afdrukt. Zo leer je bewuster fotograferen – en dat merk je ook als je later weer met je digitale camera werkt.
Wat maakt analoge foto's zo bijzonder?
Filmfoto’s hebben vaak een warme, echte uitstraling. Denk aan zachte kleuren, een lichte korrel of kleine foutjes zoals lichtlekken. Waar digitale foto's vaak heel strak en scherp zijn, voelt een analoge foto wat eerlijker en levendiger.

En het is niet alleen het resultaat dat telt. Ook het proces zelf is speciaal: je legt een rolletje in, draait de film handmatig door, en wacht dagen (soms weken) op de ontwikkeling. Juist die vertraging maakt het spannend. Je weet niet meteen of het gelukt is – en dat maakt de verrassing des te groter.
Hoe begin je met analoge fotografie?
1. Een camera vinden
Je hoeft echt geen dure camera te kopen. Op Marktplaats of in tweedehandswinkels vind je vaak goede modellen voor weinig geld. Bekende en betrouwbare modellen voor beginners zijn:
-
Pentax K1000
-
Canon AE-1
-
Olympus Trip 35
Let erop dat de lichtmeter werkt (die helpt om de juiste belichting te kiezen) en controleer of de sluitertijden kloppen. Dat zijn de instellingen die bepalen hoe lang het licht op de film valt.
2. Een rolletje kiezen
Begin bijvoorbeeld met Kodak Gold 200. Dit is een betaalbare en gebruiksvriendelijke film voor daglicht. Merken als Kodak, Ilford en Fujifilm bieden volop keus. Duurdere rolletjes zoals Kodak Portra 400 zijn mooi, maar niet per se nodig als je net begint.
3. Belichting en instellingen
Je werkt handmatig met instellingen zoals:
-
Sluitertijd: Hoe lang je camera het licht binnenlaat. Langzaam (bijv. 1/30 sec) geeft beweging, snel (bijv. 1/1000 sec) bevriest het beeld.
-
Diafragma: Bepaalt hoeveel licht je lens binnenlaat. Ook belangrijk voor de scherptediepte (hoe wazig je achtergrond is).
-
ISO van de film: Staat vast per rolletje. ISO 200 is geschikt voor buiten bij daglicht.
Tip: gebruik het Sunny 16-principe. Dit is een simpele regel om de juiste belichting te schatten op een zonnige dag: stel je diafragma in op f/16 en kies een sluitertijd die ongeveer gelijk is aan de ISO van je film.

De community: leren van anderen
Op platforms zoals Instagram en Reddit vind je veel andere analoge fotografen. Zoek eens op hashtags als #filmisnotdead of #shootfilmstaybroke. Je ziet niet alleen mooie foto’s, maar ook eerlijke verhalen over wat er misging – daar leer je veel van.
Daarnaast bieden steeds meer winkels en initiatieven workshops en scanservices aan. Je kunt zelfs leren hoe je je rolletjes zelf ontwikkelt, thuis of in een zogeheten doka (donkere kamer). Dat is een hele belevenis op zich!

Tot slot: neem de tijd met analoge fotografie
Analoog fotograferen helpt je om te vertragen. Het is een oefening in aandacht, geduld en creativiteit. Je leert beter kijken, nadenken over elk beeld en krijgt een sterkere band met het proces. Dat is waardevol – of je nu net begint met fotografie of al langer bezig bent.
Dus: kijk eens of er nog een oud toestel op zolder ligt, koop een rolletje en geef jezelf de tijd om anders te leren kijken. Je zult verbaasd zijn hoeveel plezier het oplevert.