Wat is een ‘stop’ precies?

Redactie digifoto Starter 3296
We hebben het, in fotografie, vaak over belichting. Licht staat immers aan de basis van fotografie en is het belangrijkste element om een foto te kunnen maken. Hierbij hebben we het vaak over ‘stops’, wanneer we het hebben over het instellen van de belichting in je camera. Wat is nu eigenlijk een stop?

Belichting

De belichting van je foto kun je, in je camera, op drie manieren beïnvloeden:  met het diafragma, de sluitertijd en de ISO, ook wel de belichtingsdriehoek genoemd. Al deze elementen worden op een andere manier uitgedrukt Het concept “stops” werd uitgevonden als een handige manier om de 3 elementen met elkaar te vergelijken.

Basis

De basis is eenvoudig. Een stop is een verdubbeling of halvering van de hoeveelheid licht dat de sensor van de camera bereikt bij het maken van een foto. Wanneer je iemand hoort zeggen dat hij de belichting met 1 stop gaat verhogen, bedoelt hij dus dat hij de belichting op de foto gaat verdubbelen in vergelijking met de vorige foto. Maar, diafragma, sluitertijd en ISO worden op andere manieren uitgedrukt en hebben hele andere waarden. ISO kan in de tienduizenden lopen terwijl diafragma over decimalen kan gaan.

Diafragma

Het diafragma wordt aangegeven met f-getallen die de diameter van het diafragma aangeeft. Soms wordt dit ook wel een f-stop genoemd. Een lager f-getal zorgt voor een grotere opening en geeft dus meer licht, terwijl een hoger f-getal voor een kleinere opening zorgt en minder licht. Door de manier waarop f-getallen zijn berekend staat een stop niet gelijk aan het verdubbelen of halveren van het f-getal. Helaas. Je moet een f-getal vermenigvuldigen of delen door 1.41 (wortel van 2). Wanneer je van f/16 naar f/11 gaat vergroot je de opening met 1 stop omdat 16 delen door 1.41 uitkomt op 11. Dat is behoorlijk ingewikkeld. Ben je niet zo’n rekenwonder? Dan kun je ook het lijstje f-stops uit je hoofd leren. Op den duur weet je het namelijk vanzelf.  

Van klein diafragma (donker) naar groot (licht): f 22, f 16, f 11, f 8, f 5.6, f 4, f 2.8, f 1.4, f1

Het rijtje is niet volledig, maar het kan je op weg helpen. Bij veel camera’s moet je dus meerdere keren aan het wieltje draaien voordat je één stop bij of teruggedraaid hebt. Vaak is het drie tikjes.

Sluitertijd

Met de sluitertijd bepaal je hoe lang de sluiter geopend is wanneer je een foto maakt. Hoe langer de sluiter open is, hoe meer licht er op de sensor kan komen. De sluitertijd verdubbelen of halveren zorgt voor een verhoging of verlaging van 1 stop. Wanneer je dus de sluitertijd van 1/100 van een seconden aanpast naar 1/200 van een seconden, dan halveer je de hoeveelheid licht dat naar binnen gaat. Je hebt dan de belichting met 1 stop verlaagd. Of wanneer je de sluitertijd van 1/60 naar 1/30 aanpast. Je verdubbelt dan de hoeveelheid licht dat op de sensor komt en je verhoogt je belichting met 1 stop.

Hier ook weer een rijtje, voor de liefhebbers. Het gaat van snelle sluitertijd (donker) naar lange sluitertijf (licht): 1/8000 - 1/4000 - 1/2000 - 1/1000 - 1/500 - 1/250 - 1/125 - 1/60 - 1/30 - 1/15 - 1/8 - ¼ - ½ - 1 seconde - 2 - 4 - 8 - 15 - 30

ISO

De ISO is eigenlijk het meest eenvoudig. Deze bepaalt hoe gevoelig de sensor van je camera voor licht is. Wanneer je de ISO hoger instelt en de lichtgevoeligheid van de sensor toeneemt, kun je met minder licht toch dezelfde belichting op de foto krijgen. Bij de ISO moet je het getal verdubbelen of halveren voor 1 stop belichting meer of minder. Wanneer je de ISO waarde van 100 naar 200 zet, verdubbel je de lichtgevoeligheid van de sensor en verhoog je de belichting met 1 stop. Wanneer je de ISO waarde van 1600 naar 800 zet halveer je de belichting met 1 stop. Die kunnen we dus wel uit het hoofd.

Stops onderling wisselen

Diafragma, sluitertijd en ISO zijn aan elkaar verbonden en de term ‘stops’ is bedacht om ze met elkaar te kunnen vergelijken en een gezamenlijke waarde te creëren. Welke manier je kiest om een stop hoger of lager te gaan in je belichting, dat ligt aan het effect dat je wil bereiken in de foto. Een kleiner diafragma (hogere f-stop) betekent dat je donkerder wordt, maar ook dat je scherptediepte groter wordt. Met een stop extra bij de sluitertijd wordt je lichter, maar heb je kans op bewegingsonscherpte. Een hele hoge ISO kan ruis in je foto veroorzaken. Welke je kiest is dus sterk afhankelijk van het effect dat je wil bereiken en hoe je uiteindelijk wil dat je foto eruit komt te zien. In elk geval weet je nu wat een ‘stop’ precies is. Alleen nog even de rijtjes in je hoofd stampen!

afbeelding van Redactie

Redactie digifoto Starter | Redacteur

Bekijk alle artikelen van Redactie