De relatie tussen flitskracht en flitsafstand

De relatie tussen flitskracht en flitsafstand

Redactie digifoto Starter 2015
Een van de belangrijkste oorzaken van onderbelichte flitsfoto’s is dat de afstand van flitser-tot-onderwerp wordt overschreden. Hoe geavanceerd een flitser ook is, iedere flitser heeft een bepaald maximum bereik. Daarbij geldt: hoe krachtiger de flitser, des te langer de afstand die het flitslicht kan afleggen. De uitklapflitser van een camera is dan ook niet te vergelijken met een krachtpatser als een externe reportageflitser die je op het flitsschoentje schuift.

Situaties om de flitser te gebruiken

In grote lijnen kun je stellen dat je de flitser inzet als er te weinig licht is of als het onderwerp in het tegenlicht staat.

Als het vrij donker is, kun je de ISO omhoog zetten en/of een grotere lensopening (Diafragma) kiezen. Maar dat kent zijn grenzen. Het toevoegen van flitslicht biedt dan een oplossing. Met name op feestlocaties heb je te maken met weinig licht, maar ook als je ’s avonds fotografeert en beweging wilt bevriezen kun je niet zonder flitser.

Met tegenlicht heb je te maken als je onderwerp voor een raam of in een deuropening staat. Zou je de flitser niet gebruiken en je wilt het model normaal belichten, dan moet je de scène zodanig overbelichten dat de achtergrond veel te licht wordt.

De werking van de TTL flitsmodus

Voordat we ingaan op flitsafstanden, eerst een beknopte uitleg van de TTL flitsmodus. Als je begint met flitsfotografie zal je waarschijnlijk beginnen met deze stand.  TTL is de afkorting van Through The Lens. Het doet er niet toe in welke camerastand je fotografeert – manueel, diafragma- of tijdvoorkeur, of automatisch –  bij TTL flitsen wordt de flitskracht automatisch bepaald. Ervan uitgaande dat de flitser op het flitsschoentje van de camera is bevestigd, speelt zich tijdens het flitsproces het volgende af:

  • Zodra de ontspanknop op de camera wordt ingedrukt om een foto te maken wordt een reeks onwaarneembare voorflitsen afgevuurd.
  • Het flitslicht valt op het onderwerp in de scène, wordt weerkaatst en stroomt door de lens (DDL oftewel TTL) naar de sensor in de camera.
  • Het reflecterende licht van de voorflitsen wordt gedetecteerd door de automatische lichtmeter in de camera waarna de flitser een berekening maakt voor de hoeveelheid licht die nodig is voor het maken van een correct belichte foto.
  • De (hoofd)flits wordt afgevuurd om het onderwerp te belichten.

Minimale en maximale flitsafstand

Omdat de flitser zelf de hoeveelheid flitslicht berekent, is TTL flitsen een vrij eenvoudige flitsmethode. Maar een van de valkuilen voor velen is het negeren van de flitsafstand.

Flitsers hebben een bepaalde minimale en maximale afstand voor het bereik van het flitslicht. Hoe krachtiger de flitser, des te langer de afstand die het flitslicht kan afleggen. Zo kunnen krachtpatsers als de  Nikon SB5000, Canon 600EX II-RT en andere gelijkwaardige reportageflitsers het te fotograferen onderwerp tot wel meer dan 20 meter belichten.

Minder krachtige flitsers zoals bijvoorbeeld Nikon SB700, Canon 430 en gelijkwaardige flitsers, hebben een maximale flitsafstand van bijvoorbeeld 18 meter, wat overigens ook behoorlijk ver is. Ingebouwde uitklapflitsers op camera’s hebben weinig flitskracht en kunnen een onderwerp maar tot op een paar meter afstand belichten.

Twee factoren die de afstand bepalen

Zoals hierboven uitgelegd, is flitskracht gerelateerd aan het flitsbereik. Hoe krachtiger de flitser, des te langer de afstand het licht kan afleggen. Dat is vooral handig als je onderwerp op lange afstand staat. Maar ook als je indirect flitst met een reportageflitser, bijvoorbeeld via een wit plafond. Je moet daarbij de flitsafstand berekenen van flitser tot plafond en van plafond tot onderwerp.

Bij een frontale flits bereken je de afstand van flitser tot onderwerp. In dit voorbeeld is dat 3 meter.

Bij indirect flitsen bereken je de afstand van flitser naar plafond en van plafond naar onderwerp. Ervan uitgaande dat het plafond 3 meter hoog is (ten opzichte van de flitser en het onderwerp) is dat een langere afstand dan bij een frontale flits: 6 meter.

Behalve de flitskracht van een flitser, is de flitskracht ook gerelateerd aan diafragma, brandpuntsafstand en ISO. Deze drie factoren bepalen hoeveel flitslicht je vraagt bij het maken van een flitsfoto. Ongeacht of je de foto maakt met een reportageflitser of de uitklapflitser van je camera.

Laten we het volgende voorbeeld van een willekeurig LCD scherm van een flitser eens bekijken. Let op, ook als jouw flitser geen LCD scherm heeft, gelden deze wetmatigheden, dus lees mee.

De camera hebben we ingesteld op f/5.6 (zie 1) en 200 ISO (zie 2). Op de camera zit een standaardzoomlens van 24-70mm en we hebben uitgezoomd naar 24mm (zie 3). In dit voorbeeld geeft de flitser je een flitsbereik van 0.6 tot 6.7 meter (zie 4). Met andere woorden, onderwerpen die vóór 0.6 meter in beeld staan, worden overbelicht en onderwerpen ná 6.7 meter worden niet meer belicht door de flitser

Diafragma en flitsafstand

Als je veel licht vraagt van de flitser voor een bepaalde opname zal de flitsafstand korter zijn dan wanneer je minder licht vraagt. Op de afbeelding links is het diafragma ingesteld op f/5.6. Het flitsbereik ligt tussen 0.6 en 6.7 meter. Op de afbeelding rechts is het diafragma verkleind naar f/16. Nu zie je dat de maximale afstand veel korter is geworden.

Het onderwerp kan maar tot een afstand van 2.3 meter worden belicht. Dit is als volgt te verklaren: stel dat je een foto maakt zonder de flitser en f/16 hebt ingesteld op de camera. Dan heb je een grotere hoeveelheid bestaand licht nodig om een goed belichte foto te kunnen maken dan bij f/5.6. Ditzelfde geldt voor flitslicht. Door te kiezen voor f/16 vraag je veel kracht van de flitser. Hoe meer kracht je vraagt, des te korter de flitsafstand wordt.

ISO en flitsafstand

Zoals gezegd is bij f/16 veel licht vereist voor een goed belichte opname. Ongeacht of het bestaand licht of flitslicht betreft. Ditzelfde geldt voor ISO waardes. Bij het fotograferen met 200 ISO is er meer bestaand licht nodig voor het maken van een goed belichte opname dan bij 1600 ISO.

Op de afbeelding links is de ISO ingesteld op 200. Het flitsbereik ligt tussen 0.6 en 6.7 meter. Op de afbeelding rechts is de ISO verhoogd naar 1600. Nu zie je dat het flitsbereik veel langer is geworden. Zowel de minimale als de maximale flitsafstand zijn groter dan bij een lage ISO waarde. Dat komt omdat er bij 1600 ISO minder flitslicht nodig is. Met andere woorden, hoe hoger de ingestelde ISO waarde, des te langer de flitsafstand.

Brandpuntsafstand en flitsafstand

Als derde factor is de brandpuntsafstand bepalend voor de flitskracht, dus de flitsafstand.

Het flitslicht belicht automatisch het oppervlak dat je door de zoeker van je camera ziet. De lichtbundel past zich aan de gebruikte brandpuntsafstand aan. In de flitskop zit namelijk een flitsbuis die meebeweegt met het zoomobjectief. Wanneer je inzoomt naar bijvoorbeeld 70mm, dan schuift de flitsbuis naar achteren in de flitskop en wordt de lichtbundel smal. Bij het uitzoomen naar bijvoorbeeld 24mm beweegt de flitsbuis automatisch naar voren en wordt de lichtbundel breed.

Op deze drie afbeeldingen zijn ISO en diafragma gelijk gebleven. Het enige dat verandert, is de brandpuntsafstand.

  • Bij 24mm is de maximale afstand 6.7 meter.
  • Bij 50mm wordt deze verlengd naar 9.8 meter.
  • Bij 70mm reikt de afstand tot maar liefst 11 meter.

Kortom, hoe meer het flitslicht wordt gebundeld, zoals het geval bij een brandpuntsafstand van 70mm, des te langer de maximale flitsafstand. De lichtbundel wordt alleen automatisch aangepast als je flitser in A-Zoom (oftewel automatische zoom) staat. Is dat niet het geval, dan zal de flitsbuis niet automatisch naar achteren of naar voren schuiven bij het in- of uitzoomen

Bovenstaande foto is gemaakt op een afstand van circa 5 meter. De brandpuntsafstand toont aan dat wanneer je zou inzoomen naar bijvoorbeeld 70mm (klein rood kader in het midden) je slechts drie personen hoeft te belichten met de flitser. Als je zou uitzoomen naar bijvoorbeeld 24mm (rood kader rondom de hele scène), moet de flitser tien mensen belichten. Deze grote dekkingshoek vereist meer flitskracht, met als gevolg een kortere flitsafstand.

Plaats het onderwerp tussen de minimale en maximale afstand

Bij het belichten van een onderwerp moet je dus rekening houden met de flitsafstanden. Onderwerpen geplaatst vóór de minimale flitsafstand worden overbelicht. Onderwerpen die áchter de maximale flitsafstand staan worden niet meer (goed) belicht door de flitser. Want na die afstand neemt de hoeveelheid flitslicht af. Stel, je hebt een flitsbereik van 0.6 tot 6.7 meter. Het onderwerp staat op 4 meter afstand van de flitser, dan wordt alles op die afstand goed belicht. Staat het onderwerp op 9 meter afstand, dan valt dat buiten het flitsbereik. Het onderwerp wordt niet belicht door de flitser.

Een ander belangrijk punt is dat binnen het flitsbereik er slechts één afstand is waarop de flitser het onderwerp goed belicht: het is de afstand waarop je scherp stelt. Als we het voorbeeld van een flitsbereik van 0.6 tot 6.7 meter nog even vasthouden, besef dan dat als je scherp stelt op 2 meter afstand, de flitser in TTL flitsmodus een berekening maakt op die afstand. Stel je scherp op 5 meter afstand, dan wordt op die afstand een berekening gemaakt. Hoe dan ook, bekijk voordat je een flitsfoto maakt of het onderwerp waarop je hebt scherp gesteld binnen het flitsbereik ligt. Is dat niet het geval, verander dan de afstand tot het onderwerp of wijzig de camera-instelling.

Flitsers met en zonder LCD scherm

Gebruik je een TTL flitser met een LCD scherm op de achterzijde, dan kan je informatie over de flitsafstanden aflezen. Dit is handig want zo kan je in een oogopslag zien of je de instelling moet aanpassen, voordat je een bepaalde flitsfoto maakt.

Afhankelijk van het type flitser worden de flitsinstellingen op het LCD scherm in meerdere of mindere mate op het LCD scherm weergegeven. TTL flitsers zonder LCD scherm en uitklapflitsers geven geen informatie weer over bepaalde instellingen. Dat hoeft geen belemmering te zijn want de werking ervan is hetzelfde als flitsers met LCD scherm. Het enige verschil is de geringe weergave van flitsinstellingen achterop de flitser.

Conclusie

Zoals bovenstaand uitgelegd, zijn flitskracht en flitsafstand gerelateerd aan het diafragma, de ISO en de brandpuntsafstand.

  • Bij f/16, 100 ISO en 24mm vraag je veel flitskracht en is het flitsbereik kort.
  • Bij f/5.6, 1600 ISO en 70mm vraag je minder flitskracht en het flitsbereik lang.

Verander je een van deze instellingen, dan past de flitser zich simpelweg aan. Je hoeft alleen de afstand van flitser-tot-onderwerp in de gaten te houden. Daarnaast is het van belang om te realiseren dat de juiste hoeveelheid flitslicht wordt afgestemd op de afstand waarop is scherp gesteld. Let dus goed op dat je onderwerp binnen het flitsbereik valt.

Leren door te doen

Sonja van Driel is auteur van instructieboeken over flitsfotografie. Bij boekhandels worden ze door lezers gewaardeerd met 5 sterren. De boeken zijn geschreven met het doel om in allerlei situaties perfect belichte flitsfoto’s te maken. Het zijn echte doe-boeken; de stap-voor-stap oefeningen zorgen ervoor dat je het flitsen direct in praktijk brengt. Uiteindelijk is dat voor velen de beste manier om nieuwe vaardigheden onder de knie te krijgen. De boeken zijn te bestellen bij iedere boekhandel of via www.sonjavandriel.nl

Deze tips werden gepubliceerd in DIGIFOTO Starter 4.2018. Klik hier om deze of andere edities te bestellen

afbeelding van Redactie

Redactie digifoto Starter | Redacteur

Bekijk alle artikelen van Redactie