De valkuilen bij flitsfotografie

Redactie digifoto Starter 8390
Als je al een tijdje fotografeert met een spiegelreflex- of systeemcamera, dan ken je vast de momenten dat je extra licht nodig hebt. Bijvoorbeeld omdat je op een donkere locatie fotografeert of omdat het onderwerp in het tegenlicht staat. Het toevoegen van flitslicht biedt uitkomst om het onderwerp bij te lichten. Maar het simpelweg aan zetten van de flitser en lukraak het flitslicht af laten gaan kan uitmonden in de nodige teleurstellingen. Wat zijn de valkuilen en hoe voorkom je ze?

Door: Sonja van Driel

Van enthousiasme naar teleurstelling

De ingebouwde uitklapflitser van je camera lijkt ideaal, maar is door het geringe flitsvermogen alleen geschikt om onderwerpen op korte afstand te belichten. Het bereik is niet meer dan een paar meter. Reportageflitsers die je op het flitsschoentje van je camera zet zijn veel krachtiger. Daarmee kun je onderwerpen op afstanden van wel twintig meter of meer belichten. Bovendien kun je het licht van andere kanten dan frontaal op het onderwerp laten vallen.

Heb je eenmaal geïnvesteerd in een reportageflitser dan is het logisch dat je verwacht dat je flitsfoto’s goed lukken. Als ze zijn onderbelicht, overbelicht, of toch in ieder geval slecht belicht, dan ben je geneigd om de flitser niet meer te gebruiken. En dat is zonde. Want als je eenmaal de werking ervan begrijpt, is het verbluffend eenvoudig en pak je het apparaat met plezier.

Wat maakt flitsen zo lastig?

Bij het fotograferen met het aanwezige licht als enige lichtbron zie je in het zoekerbeeld van de camera direct hoe je foto belicht wordt. Het omgevingslicht dat op het onderwerp valt en de schaduw die dat veroorzaakt zijn met het blote oog zichtbaar. What you see is what you get.
Bij het fotograferen met een flitser ligt dat anders. Omdat het flitslicht een fractie van een seconde duurt, kun je niet zien welk effect het heeft op het uiteindelijke resultaat. Lichtval, schaduwpartijen en reflecties zijn pas waarneembaar als de foto eenmaal gemaakt is.

Een wirwar van functies

Een ander knelpunt is de overdaad aan functies en de daarmee gepaard gaande knoppen. Met de hedendaagse reportageflitsers proberen de fabrikanten het flitsen zo aantrekkelijk mogelijk te maken. Daar slagen zij goed in, maar als beginner kun je verstrikt raken in de wirwar van flitsfuncties. Wat gerommel aan de knoppen levert hooguit bij toeval een goede flitsfoto op. Hoe kies je nu de juiste knop voor het beste resultaat? In de gebruiksaanwijzing staat informatie over de manier waarop je bepaalde flitsinstellingen aanpast. Je leest niet hoe je de flitser inzet bij portretten, trouwerijen, in een café of op een zonnig strand.

Veel voorkomende beginnersfouten bij het fotograferen met een flitser

Het onderwerp is onderbelicht

Er kunnen meerdere oorzaken zijn, maar de belangrijkste is dat het onderwerp zich buiten de maximale flitsafstand bevindt. De meeste TTL flitsers met een LCD scherm op de achterzijde geven informatie over de afstand waarbinnen het onderwerp belicht kan worden door de flitser. In de TTL flitsmodus is dat een minimale en een maximale afstand. Binnen die zone moet het onderwerp zich bevinden. Dus voordat je de foto maakt, controleer eerst op het LCD scherm van de flitser of het onderwerp binnen de maximale afstand ligt. Als dat niet zo is, kom dan dichter bij het onderwerp of pas de camera-instellingen aan.

Dit is een afbeelding van hoe een LCD scherm op flitsers eruit kan zien. In de TTL flitsmodus wordt een minimale afstand van 0,6 meter en maximale afstand van 6,7 meter aangeboden. Deze afstanden zijn gebaseerd op de ISO en het diafragma die zijn ingesteld op de camera. De flitser herkent niet alleen deze instellingen, maar ook de brandpuntsafstand waarmee je fotografeert. In dit voorbeeld is er een standaard zoomlens van 24-70mm op de camera bevestigd en is er uitgezoomd naar 24mm. Zo weet de flitser dat het flitslicht verspreidt moet worden over die beeldhoek.

Het onderwerp is overbelicht

Net zoals er een bepaalde maximale flitsafstand is waar je rekening mee moet houden, geldt dat ook voor een minimale afstand. Staat je onderwerp vóór de minimale afstand, krijgt het teveel licht. Is het niet mogelijk om meer afstand te nemen tussen de flitser en het onderwerp, dan kun je de ISO en/of het diafragma wijzigen. Daarmee verandert zowel de de minimale als de maximale flitsafstand.

Een andere oorzaak van overbelichte flitsfoto’s kan zijn dat de communicatie tussen camera en flitser verstoord is geraakt. Het gevolg is dat de flitser spontaan afgaat of dat de flitskracht veel te hoog is. Je lost dit op door de contacten op zowel de flitser als de camera te reinigen.

Als de flitser een poos niet op de camera heeft gezeten, dan  kunnen de contactpunten vervuild raken. Doop een wattenstaafje in alcohol en reinig hiermee de contactpunten op zowel de camera als de flitser. Doe dit twee keer per jaar of vaker, indien nodig. Als je geen alcohol bij de hand hebt, omdat je bijvoorbeeld op locatie fotografeert, kun je als tijdelijke oplossing de contactpunten met een katoenen doekje schoon vegen.

De voorgrond is overbelicht, het middengedeelte is goed belicht en de achtergrond onderbelicht

Ondanks dat er een variabele zone (de minimale en maximale flitsafstand) wordt gegeven, is het belangrijk om te realiseren dat er slechts één afstand is waarop de flitser het onderwerp goed belicht. Bij flitsen in de TTL modus is het de afstand waarop je scherp stelt.

Als dat een afstand is van 4 meter dan zal de flitser alles op 4 meter afstand goed belichten. Na die afstand neemt de hoeveelheid flitslicht af. Vóór die afstand worden alle onderwerpen die in beeld staan overbelicht.

Het zijn de wetmatigheden van de techniek die ons beperken. Al fotografeer je met de meest geavanceerde reportageflitser, het is niet mogelijk om met frontaal flitslicht de onderwerpen op verschillende afstanden te belichten.

De flitser heeft de foto niet mooi belicht omdat er diepte in beeld is. Het scherpstelpunt (zie rode cirkel) zorgt er voor dat alles op die afstand goed wordt belicht. Maar alles vóór dat punt krijgt daardoor teveel licht.

De oplossing is om scherp te stellen op een punt aan het begin van de scène (zie rode cirkel).

Er zijn meerdere alternatieven voor het belichten van diepte in het beeld:

• Zorg er voor dat er geen onderwerpen vóór het scherpstelpunt in beeld zijn, dus stel scherp op het voorste deel in de foto.

• Flits niet frontaal, maar indirect, bijvoorbeeld via een wit of lichtgekleurd plafond. Uiteraard is dat niet op iedere locatie mogelijk.

• Koppel de flitser los en belicht het onderwerp met de flitser vanaf een andere zijde.

• Pas je standpunt aan en kies een compositie waarbij alle onderwerpen op dezelfde afstand staan.

• Maak de foto zonder flitslicht en belicht het beeld alleen met het aanwezige licht.

Harde slagschaduw op de achtergrond

Waar licht is, is schaduw. Het is dan ook voor de hand liggend om dat in foto’s terug te zien. Schaduw hoeft niet per se lelijk te zijn. Sterker nog, het kan foto’s meer zeggingskracht geven. Het ligt anders bij foto’s met een harde slagschaduw op een witte achtergrond. Die wordt veroorzaakt door frontaal licht dat op het onderwerp valt. Het is te voorkomen door het onderwerp op lange afstand van de achtergrond te plaatsen zodat de schaduw in het niets verdwijnt. Een andere oplossing is door de flitskop te kantelen en het licht via een wit plafond of een witte muur te laten reflecteren.

Een directe, frontale flits maakt de belichting van het onderwerp hard. Het creëert een harde slagschaduw op de achtergrond en zorgt voor (te) veel glans op de huid van het model. Door de flitskop naar het plafond te kantelen verandert de richting van het licht dat op het model valt. De belichting is diffuus en zorgt voor een zachte belichting. De slagschaduw is niet meer zichtbaar, omdat het licht nu van boven komt.

Instructieboeken

Sonja van Driel is een expert op het gebied van flitsen met reportageflitsers. Naast de instructieboeken die zij er over schrijft, geeft zij ook workshops. 'Het is opvallend dat steeds dezelfde beginnersfouten worden gemaakt', aldus Sonja. Om je te behoeden voor valkuilen bij flitsfotografie geeft zij handvatten om een aantal veelgemaakte fouten te voorkomen of op te lossen.

Meer weten over het werken met een reportageflitser? In dat geval mogen de instructieboeken Flitsen met een reportageflitser en Draadloos Flitsen van Sonja van Driel niet ontbreken in jouw kast. Of je nu portretten, stillevens of actie fotografeert, met het boek Flitsen met een reportageflitser bij de hand leer je om het licht volledig naar je hand te zetten. Niet met ingewikkelde technische formules maar met praktische en eenvoudig op te volgen flitsoefeningen. Flitsen kan niet meer misgaan. Of je nu foto´s maakt op bruiloften of in de natuur, bij evenementen of bedrijven, op reis of in je woonkamer, de flitstechnieken zijn toepasbaar in iedere situatie waarbij je de flitser wilt of moet inzetten.

afbeelding van Redactie

Redactie digifoto Starter | Redacteur

Bekijk alle artikelen van Redactie

afbeelding van Provorm

Een andere fout die vaak wordt gemaakt bij goede uitleg van flitsen is dat de aandacht voor het omgevingslicht wordt vergeten. Sfeer bepalend in een foto, ook waarbij is geflitst, is de de sfeer die aanwezig was. Alle aandacht, ook in deze uitleg, gaat naar het flitslicht. Uiteraard snap ik dat de uitleg gaat over flitslicht. Maar het apparaat waar het over gaat heet een REPORTAGE flitser. Er is dus ALTIJD licht van de omgeving. Zorg dat je dit niet WEG flitst. Meer weten. Kijk dan ook eens op www.flitshuis.nl Wordt vervolgd.

Groet, Johan Huizing.